Op 12 april 2018 heeft de Europese Commissie (Commissie) een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn oneerlijke handelspraktijken in de voedselketen. Het is de bedoeling om een aantal oneerlijke handelspraktijken (OHP) te verbieden in de relatie tussen kleine en middelgrote verkopers van voedingsmiddelen en grote afnemers.
Inhoud van het voorstel
Deze richtlijn stelt een minimumlijst van verboden OHP vast tussen kopers en leveranciers in de voedselvoorzieningsketen. Daarnaast bevat de richtlijn minimumregels voor de handhaving en regelingen voor de coördinatie tussen handhavingsinstanties.
Toepassingsgebied
Deze richtlijn is van toepassing op bepaalde OHP die zich voordoen met betrekking tot de verkoop van voedingsmiddelen door een leverancier – die een kleine en middelgrote (MKB) onderneming is – aan een koper – die geen MKB onderneming is. Blijkens de Aanbeveling betreffende de definitie van MKB ondernemingen van de Commissie gaat het bij MKB ondernemingen om ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet EUR 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal EUR 43 miljoen niet overschrijdt.
Met “koper” wordt bedoeld een in de EU gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig voedingsproducten koopt. Een “leverancier” is een landbouwproducent of een natuurlijke of rechtspersoon, die levensmiddelen verkoopt. Producentenorganisaties, dat wil zeggen verenigingen van landbouwproducenten, kunnen in dit kader ook als leverancier worden aangemerkt.
Oneerlijke handelspraktijken
De navolgende handelspraktijken worden volgens het voorstel geacht oneerlijk en daarom verboden te zijn:
1. | een koper betaalt een leverancier voor bederfelijke voedingsmiddelen later dan 30 kalenderdagen na ontvangst van de factuur van de leverancier of later dan 30 kalenderdagen na de datum van levering van de aan bederfelijke voedingsmiddelen, afhankelijk van welke de laatste is; |
2. | een koper annuleert op zo korte termijn bestellingen van bederfelijke voedingsmiddelen dat niet redelijkerwijs kan worden verwacht dat de leverancier een alternatieve koper voor deze producten kan vinden; |
3. | een koper verandert eenzijdig en met terugwerkende kracht de leveringsvoorwaarden betreffende de frequentie, het tijdstip of het volume van de levering, de kwaliteitsnormen of de prijzen van de voedingsproducten; |
4. | een leverancier betaalt de verspilling van voedselproducten die op het terrein van de koper plaatsvindt en dat niet wordt veroorzaakt door nalatigheid of schuld van de leverancier. |
Daarnaast moeten de navolgende handelspraktijken ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst worden overeengekomen in duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen:
1. | een koper retourneert onverkochte voedingsmiddelen aan een leverancier; |
2. | een koper berekent een leveranciersbetaling als voorwaarde voor het opslaan, het presenteren of het opnemen van voedingsmiddelen van de leverancier; |
3. | een leverancier betaalt voor de promotie van voedingsmiddelen die door de koper worden verkocht. Voorafgaand aan de promotie en als die promotie wordt geïnitieerd door de koper, zal de koper de periode van de promotie specificeren en de verwachte hoeveelheid voedingsmiddelen die zullen worden besteld; |
4. | een leverancier betaalt voor de marketing van voedingsmiddelen door de koper. |
Als niet aan deze voorwaarde is voldaan is sprake van een verboden oneerlijke handelspraktijk.
Handhaving
Voor de handhaving van de richtlijn, moeten de lidstaten een handhavingsautoriteit aanwijzen. Deze autoriteit moet de mogelijkheid hebben om op eigen initiatief of op basis van een klacht onderzoeken in te stellen en uit te voeren. Bovendien moet boetes kunnen opleggen en kopers kunnen dwingen oneerlijke handelspraktijken te staken.
Commentaar
Sedert 2005 hebben we een Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Die richtlijn ziet echter op B2C-relaties en beoogt dus consumenten te beschermen. Het in deze blog besproken voorstel van de Commissie ziet op B2B-relaties en heeft juist de bescherming van voedselproducenten als doel. Door de toegenomen concentratie is het voor deze producenten moeilijk zich te verweren tegen oneerlijke handelspraktijken van retailers en inkooporganisaties. Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen is een fenomeen dat de gemoederen al jaren bezighoudt. In 2014 publiceerde Kamerlid Geurts hierover bijvoorbeeld zijn initiatiefnota “Een eerlijke boterham, over het versterken van de voedselketen”. Deze initiatiefnota wordt besproken in de blog: Geen nationale mededingingsregels voor de landbouw wel een handleiding. Ook in het regeerakkoord van het huidige kabinet wordt aandacht besteed aan de oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Meer hierover in de blog: Mededinging in de landbouw: het regeerakkoord 2017.
Het voorstel gaat nu de gewone Europese wetgevingsprocedure in. Europees Parlement en Raad mogen in dit kader het voorstel van de Commissie amenderen. Als er vervolgens overeenstemming wordt bereikt over een definitieve tekst, moeten de lidstaten de richtlijn nog omzetten in nationale wetgeving. Naar verwachting zal het dus nog wel een tijd duren vooraleer er in de voedselvoorzieningsketen regels komen om producenten tegen grote retailers en inkooporganisaties te beschermen.