De rechtbank Rotterdam (Rechtbank) heeft in een vonnis van 7 december 2022 in een geschil over beweerdelijk onrechtmatige staatssteun een vordering tot het verstrekken van kopieën van diverse documenten afgewezen. Deze uitspraak vormt de aanleiding om de in artikel 843a Rv geregelde exibitieplicht te beschrijven.
De casus
De zaak draait om de verkoop van onroerende zaken door de gemeente Rotterdam (Gemeente) aan Lieke B.V. voor één euro. Een derde partij, waarschijnlijk net als Lieke B.V. een projectontwikkelaar, maakte bezwaar. Deze derde partij legde de zaak voor aan de Rechtbank en vorderde kort samengevat een verklaring voor recht dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld en de nietigverklaring althans vernietiging van de koopovereenkomst(en). Volgens de derde partij had de Gemeente namelijk staatssteun verleend en/of de aanmeldingsverplichting van artikel 108 lid 3 VWEU geschonden.
Tevens vorderde de derde partij in een incident op basis van artikel 843a Rv dat de Gemeente en Lieke B.V. zouden worden veroordeeld afschriften te vertrekken van:
(a) | de koopovereenkomst(en) |
(b) | de tussen de Gemeente en Lieke gewisselde correspondentie m.b.t. de koop van de registergoederen |
(c) | de door de Gemeente en Lieke intern gewisselde correspondentie m.b.t. de koop van de registergoederen |
(d) | de taxatierapporten die de Gemeente en/of Lieke hadden laten opstellen ter bepaling van de (markt)waarde van zowel de registergoederen als de buurpanden |
Oordeel van de Rechtbank in het incident
De Rechtbank wijst de incidentele vordering van de derde partij af. Ten aanzien van document (a) heeft de derde partij geen belang bij toewijzing van de vordering, aangezien een kopie van de koopovereenkomst(en) al in het geding is gebracht. Ten aanzien van de documenten (b) en (c) heeft de derde partij onvoldoende specifiek beschreven op welke documenten haar vordering ziet. Ten aanzien van de taxatierapporten (d) zou toewijzing leiden tot een onaanvaardbare schending van de onderhandelingspositie van de Gemeente en Lieke B.V.
Commentaar
Toepassing artikel 843a Rv
Voorwaarden
Een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering, dient te voldoen aan de navolgende cumulatieve voorwaarden:
1. | Rechtmatig belang Een eiser heeft rechtmatig belang bij het opvragen van stukken als die relevant zijn voor zijn rechtspositie, bijvoorbeeld om een bepaald bewijs te kunnen leveren |
2. | Bepaalde bescheiden die de gedaagde partij te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft De opgevraagde documenten moeten met naam en toenaam worden genoemd, anders kan het rechtmatig belang niet worden vastgesteld |
3. | Aangaande een rechtsbetrekking waarbij verzoeker partij is De documenten waarop het verzoek moeten zien op een rechtsbetrekking waarbij de eiser partij is, bijvoorbeeld een onrechtmatige daad |
Weigeringsgronden
Een vordering die aan de hiervoor genoemde cumulatieve voorwaarden voldoet, kan desondanks worden afgewezen indien zich een weigeringsgrond voordoet:
I | Geheimhoudingsplicht Op de houder van de opgevraagde documenten rust een geheimhoudingsplicht en de houder heeft de betreffende documenten uitsluitend uit hoofde van zijn “ambt, beroep of betrekking” onder zich |
II | Gewichtige redenen Gegevens betreffende seksuele geaardheid, medische status, financiële positie of vertrouwelijke bedrijfsgegevens hoeven niet bekend te worden gemaakt: de belangen op geheimhouding moeten wel groot zijn voordat tot een afwijzing van een verzoek tot inzage wordt gekomen |
III | Ontbreken noodzaak Noodzaak ontbreekt indien een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens gewaarborgd is |
Analyse afwijzingsgronden
Indien de koopovereenkomst(en) waar de derde partij inzage in wilde hebben daadwerkelijk in het geding was respectievelijk waren gebracht, lijkt een rechtmatig belang inderdaad te ontbreken. Door niet te specificeren in welke correspondentiestukken de derde partij inzage wilde hebben, wordt het verzoek feitelijk een ‘fishing expedition’. Daar is artikel 843a Rv niet voor bedoeld. En dan tot slot de taxatierapporten. De Rechtbank meent dat inzage leidt tot een onaanvaardbare schending van de onderhandelingspositie van de Gemeente en Lieke B.V. Jammer genoeg wordt deze afwijzingsgrond niet uitgewerkt. Zo is niet duidelijk waaruit blijkt dat het verstrekken van de taxatierapporten daadwerkelijk nadelig voor de Gemeente en/of Lieke B.V. zou zijn. In een vonnis van 10 oktober 2019 kwam de rechtbank Midden-Nederland bij gebreke van deze informatie daarom tot een ander oordeel (r.o. 4.18-419).
Wob en Woo
Informatie waar de overheid over beschikt, kan in beginsel ook langs bestuursrechtelijke weg worden opgevraagd. Tot 1 mei 2022 werd dit geregeld in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Vanaf 1 mei 2022 geldt daarvoor de Wet open overheid (Woo).
Blijkens artikel 1 Woo heeft “[e] enieder […] recht op toegang tot publieke informatie zonder daartoe een belang te hoeven stellen, behoudens bij deze wet gestelde beperkingen”. Zo bezien gaat het om een algemeen recht op toegang, tenzij zich een in hoofdstuk 5 Woo genoemde weigeringsgrond voordoet.
Relatie artikel 843a Rv tot de Wob en de Woo
In beginsel hoeft niemand de onder hem of haar berustende bescheiden aan een ander ter inzage af te geven. Blijkens een arrest van 22 augustus 2006 van het gerechtshof ’s-Gravenhage, maakt artikel 843a Rv op deze hoofdregel een uitzondering. Dit artikel verleent dus “geen rechten of vrijheden aan degene die bepaalde bescheiden onder zich heeft” (r.o. 15). Bijgevolg hebben we te maken op een recht op toegang, mits aan de voorwaarden voor toewijzing wordt voldaan en zich geen weigeringsgrond voordoet.
In het hiervoor reeds genoemde vonnis van 10 oktober 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland bepaald dat de afwijzing van een Wob-verzoek niet in de weg staat aan toewijzing van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering. “De Wob heeft geen exclusief karakter en bevat geen geheimhoudingsplicht, maar bevat een regeling die een inzagerecht geeft aan een ieder. De maatstaven die bij toe- of afwijzing van een Wob-verzoek worden aangelegd zijn als gevolg daarvan niet één op één over te nemen in een civiele procedure op grond van artikel 843a Rv” (r.o. 4.16). In de memorie van toelichting (MvT) bij het wetsvoorstel voor de Woo, wordt artikel 843a Rv niet expliciet genoemd. In de bijlage bij de Woo worden bijzondere openbaarmakingsregimes opgesomd. Als een van deze regimes van toepassing is, kan blijkens artikel 8.8 Woo vandeze wet worden afgeweken. Artikel 843a Rv wordt in de bijlage niet als een bijzonder openbaarmakingsregime genoemd. Dit lijkt mij logisch, omdat een succesvol beroep op artikel 843a Rv er niet toe leidt dat de betrokken informatie voor eenieder openbaar wordt. Zo bezien heeft artikel 843a Rv geen relatie met de Woo (zie §§ 2.2 en 4.9 MvT).
* foto van pexels via pixabay.com