De Wet franchise: inwerkingtreding op 1 januari 2021

Inwerkingtreding Wet franchise

Met de Wet franchise worden onder andere in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) regels geïntroduceerd die zien op de relatie tussen franchisegevers en franchisenemers. Het wettelijk kader wordt besproken in de blog: De nieuwe Wet franchise: de hoofdpunten. Inmiddels is bij een koninklijk besluit van 25 november 2020 (KB) bepaald dat de wet op 1 januari 2021 in werking zal treden.

Overgangsrecht

In de Memorie van Toelichting (MvT) wijst de wetgever erop dat ten aanzien van wijzigingen in het BW de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek (ONBW) van toepassing is. Op grond van artikel 68a ONBW geldt als uitgangspunt dat de wijzigingen in het BW na hun inwerkingtreding direct van toepassing worden op lopende overeenkomsten (pag. 50). Afwijking van dit uitgangspunt dient uitdrukkelijk te worden bepaald.

Het voor de Wet franchise geldende overgangsrecht wordt geregeld in artikel 7:209 ONWB. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande overeenkomsten. Deze begrippen komen in de Wet franchise niet voor. De tekst van artikel 7:209 ONWB maakt echter duidelijk dat een bestaande overeenkomst een overeenkomst is die “vóór het tijdstip van het in werking treden van Titel 16 van Boek 7 [is] gesloten”. Dit betekent dat franchiseovereenkomsten die tot en met 31 december 2020 worden gesloten bestaande overeenkomsten zijn. Nieuwe franchiseovereenkomsten zijn vervolgens overeenkomsten die vanaf 1 januari 2021 worden gesloten.

Nieuwe overeenkomsten

Nieuwe franchiseovereenkomsten moeten integraal aan de Wet franchise voldoen. Voor dergelijke overeenkomsten geldt dus géén overgangstermijn.

Bestaande overeenkomsten

Voor zover het in de Wet franchise gaat om voorschriften die niet nopen tot aanpassing van bestaande franchiseovereenkomsten, maar die hooguit aanpassing van feitelijk gedrag vergen, wordt toepassing van directe inwerkingtreding in de visie van de wetgever passend en wenselijk geacht. Bovendien is dit in het belang van de franchisenemers. Slechts ten aanzien van de artikelen 7:920 en 7:921 BW wordt in artikel 209 ONWB expliciet op de directe werking een uitzondering gemaakt. Die treden pas op 1 januari 2023 in werking. Voor deze overgangsperiode van twee jaar heeft de wetgever blijkens de MvT aangesloten bij de “gemiddelde resterende looptijd van bestaande overeenkomsten” (pag. 51). Bij willekeurige spreiding van de data waarop een franchiserelatie is aangevangen, en uitgaande van de meest gangbare duur van een franchiseovereenkomst (vijf jaar), is de gemiddelde resterende looptijd van bestaande franchiseovereenkomsten op ieder willekeurig tijdstip namelijk tweeëneenhalf jaar. Tegen deze achtergrond, en gelet op het belang bij bescherming van de franchisenemers, acht de wetgever de overgangsrechtelijke termijn van twee jaar passend en proportioneel.

Het voorgaande betekent dat voor bestaande franchiseovereenkomsten de navolgende bepalingen op 1 januari 2021 direct in werking treden:

1.informatieverstrekking in de precontractuele faseart. 7:913, 7:914 en 7:917 BW
2.goed franchisegever- en goed franchisenemerschapart. 7:912 BW
3.standstill-periodeart. 7:914 BW
4.onderzoeksplicht franchisenemerart. 7:915 BW
5.informatieplicht tijdens de looptijdart. 7:916 en 7:917 BW
6.bijstand en ondersteuning door de franchisegeverart. 7:919 BW

Daarnaast is de werking van de navolgende bepalingen uitgesteld tot 1 januari 2023:

1.goodwillregelingart. 7:920 lid 1 BW
2.het post-contractuele non-concurrentiebedingart. 7:920 lid 2 BW
3.het instemmingsrecht van de franchisenemerart. 7:921 BW

Datum van inwerkingtreding en invoeringstermijn

Ingevolge aanwijzing 4.17 Avr treden in Nederland wetten doorgaans op 1 januari of 1 juli in werking. Daarnaast bedraagt de invoeringstermijn tussen de publicatie van een koninklijk besluit en de datum van inwerkingtreding in beginsel minimaal twee maanden. Het KB is pas op 3 december 2020 gepubliceerd. De Wet franchise treedt reeds op 1 januari 2021 in werking. Dit betekent dat de minimale invoeringstermijn niet wordt gehaald. De wetgever acht deze afwijking echter gerechtvaardigd. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet franchise is 1 januari 2021 herhaaldelijk genoemd als beoogde datum van inwerkingtreding. Bijgevolg is deze datum van inwerkingtreding al geruime tijd bekend bij de partijen die onder het toepassingsbereik van de Wet franchise vallen. Dat deze partijen deze datum ook daadwerkelijk beschouwen als datum van inwerkingtreding, blijkt uit het feit dat 1 januari 2021 door de betrokken partijen zelf als datum van inwerkingtreding wordt genoemd in de eigen communicatielijnen over de Wet franchise. De wetgever verwijst in dit kader naar niet nader aangeduide publicaties van 1 juli 2020 op de websites van de NFV en het Vakcentrum. Gelet hierop, en gezien het feit dat de Wet franchise al op 15 juli 2020 in het Staatsblad is gepubliceerd, is het volgens de wetgever voor de betrokkenen inmiddels reeds enkele maanden duidelijk welke rechten en verplichtingen voor hen uit de Wet franchise voortvloeien en met ingang van welke datum deze (waarschijnlijk) van kracht zouden worden.

* foto van Alisa Anton op www.unsplash.com, de afbeelding is van mijn hand

door | 10 december 2020 | Mededinging & Marktregulering

Gerelateerde artikelen

ZOEKEN

MIJN VAKGEBIED

ACM boete voor aannemer wegens prijslenen

ACM boete voor aannemer wegens prijslenen

De Autoriteit Consument en Markt (AMC) heeft in een besluit van 28 februari 2024 een aannemer beboet wegens prijslenen (ook wel ‘cover pricing’ genoemd). Het besluit is vooral lezenswaardig vanwege de wijze waarop de clementieregeling is toepast. Hoewel de ACM ten...

Lees meer
ACM beboet deelnemers aan het wortelkartel

ACM beboet deelnemers aan het wortelkartel

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft in een besluit van 7 december 2023 aan vier verwerkers van wortelen boetes van in totaal ruim 2,5 miljoen euro opgelegd voor het verdelen van de markt voor waspeen en Parijse wortelen. Dergelijke afspraken vormen volgens de...

Lees meer
Ook verkoop van aandelen valt onder de Didam-jurisprudentie

Ook verkoop van aandelen valt onder de Didam-jurisprudentie

Blijkens een vonnis van 17 oktober 2023 van de rechtbank West-Brabant-Zeeland (Rechtbank) moet een overheidslichaam ook bij de verkoop van aandelen in een onderneming rekening houden de regels uit het Didam-arrest. In het voorliggende geval hadden de gemeenten...

Lees meer