In een arrest van 14 juli 2022 heeft het EU Hof van Justitie (Hof) bepaald dat Denemarken in strijd met het Unierecht handelt door niet te voorkomen dat Deense zuivelproducenten witte kaas – die niet in overeenstemming is met het voor “feta” geldende productdossier – onder deze naam te produceren en naar derde landen te exporteren.
Casus
BOB
Feta is een witte kaas die in pekel (brijnwater) is gerijpt en sinds de antieke oudheid in het oostelijke middellandse zeegebied wordt geproduceerd. Bij Vo 1829/2002 is de benaming “feta” (dit woord komt overigens uit het Italiaans en betekent “sneetje”) in het register van beschermde oorsprongsbenamingen (BOB’s) en beschermde geografische aanduidingen (BGA’s) ingeschreven als BOB. Ingevolge het productdossier moet de kaas in Griekenland worden gemaakt van schapenmelk of een mengsel van schapen- en geitenmelk. De voor de bereiding van feta gebruikte melk moet uitsluitend afkomstig zijn uit bepaalde Griekse regio’s.
Op grond van artikel 13 lid 1 Vo 1151/2012 dienen lidstaten passende administratieve of juridische stappen te ondernemen om het onrechtmatige gebruik van BOB’s en BGA’s voor in de betrokken lidstaat geproduceerde en/of verhandelde producten, te voorkomen dan wel te beëindigen.
Aanleiding voor de procedure bij het Hof
Deense zuivelproducten produceren witte kaas op basis van koemelk. Deze kaas, die niet voldoet aan het voor feta geldende productdossier, wordt onder de naam “Deense feta” en “Deense fetakaas” geëxporteerd naar derde landen waar de naam “feta” niet beschermd is (r.o. 12-13 en 45). Ondanks diverse verzoeken van Griekenland, weigerde Denemarken tegen deze praktijk op te treden. De Europese Commissie (Commissie) liet Denemarken weten dat dit een schending van artikel 13 Vo 1151/2012 vormde. Denemarken betwistte dat. Vo 1151/2012 zou namelijk alleen van toepassing zijn op producten die op het grondgebied van de Unie worden verkocht. De Commissie was een andere mening toegedaan en maande Denemarken daarom aan de beweerdelijke inbreuk een einde te maken. Aangezien Denemarken weigerachtig bleef, startte de Commissie een inbreukprocedure bij het Hof (r.o. 14-17).
Oordeel van het Hof
Inbreuk op Vo 1151/2012
Het Hof wijst er in de eerste plaats op dat volgens de bewoordingen van Vo 1151/2012 het gebruik van een BOB of BGA ter aanduiding van niet onder de registratie beschermde aanduidingen vallende producten die in de Unie worden geproduceerd en voor uitvoer naar derde landen zijn bestemd, niet is uitgesloten van het in de genoemde verordening neergelegde verbod. Artikel 13 lid 1 Vo 1151/2012 spreekt immers over “elk direct of indirect gebruik” (r.o. 47-49).
Op de tweede plaats herinnert het Hof eraan dat BOB’s en BGA’s als ie-rechten worden beschermd door Vo 1151/2012. Deze regeling is ingevoerd om producenten van door een BOB of BGA beschermde producten te helpen, door te zorgen voor een eenvormige bescherming van de namen als ie-recht op het grondgebied van de Unie. Het gebruik van een BOB of een BGA ter aanduiding van een op het grondgebied van de Unie geproduceerd product dat niet in overeenstemming is met het toepasselijke productdossier, doet binnen de Unie afbreuk aan het door deze BOB of BGA verleende ie-recht, zelfs indien dit product bestemd is voor uitvoer naar derde landen (r.o. 50-53).
Ten slotte wijst het Hof erop dat de Vo 1151/2012 tot doel heeft de producenten van de door een BOB of BGA beschermde producten te helpen:
(i) | door een billijke vergoeding voor de kwaliteit van hun producten te waarborgen |
(ii) | door een eenvormige bescherming van de benamingen als ie-recht op het grondgebied van de Unie te verzekeren, en |
(iii) | door de consument duidelijke informatie over de waarde toevoegende eigenschappen van het product te verstrekken |
Het gebruik van de BOB “feta” ter aanduiding van op het grondgebied van de Unie geproduceerde producten die niet in overeenstemming zijn met het productdossier van deze BOB, ondermijnt deze doelstellingen, zelfs indien deze producten bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen (r.o. 54-62).
Geen schending verplichting tot loyale samenwerking
De Commissie meende dat Denemarken eveneens zijn verplichting uit hoofde van het beginsel van loyale samenwerking als bedoeld in artikel 4 lid 3 VEU had geschonden door niet op te treden tegen de verweten praktijken van de Deense zuivelproducenten. Het Hof is het hier niet mee eens. De tweede klacht van de Commissie heeft immers betrekking op dezelfde gedraging als die waarop de eerste klacht betrekking heeft, namelijk het niet verhinderen of beletten dat Deense producenten de BOB “feta” gebruiken ter aanduiding van kaas die niet in overeenstemming is met het geldende productdossier. Weliswaar kan de uitvoer naar derde landen door EU-producenten van producten die op onrechtmatige wijze gebruik maken van een BOB, de positie van de Unie in internationale onderhandelingen over de bescherming van de EU-kwaliteitsregelingen verzwakken, maar niet is komen vast te staan dat Denemarken stappen heeft ondernomen of verklaringen heeft afgelegd die daartoe zouden kunnen leiden. Dit zou een gedraging zijn die verschilt van die welke het voorwerp is van de eerste klacht.
Uitspraak Hof
Het bevestigt dat Denemarken enkel en alleen zijn verplichtingen uit artikel 13 lid 3 Vo 1151/2012 niet is nagekomen.
Commentaar
Een omstreden BOB
De BOB voor Griekse feta heeft nogal wat voeten in de aarde gehad. Griekenland had de BOB in 1994 aangevraagd. Maar Duitsland, Frankrijk en Denemarken verzetten zich. In deze lidstaten werd immers ook feta geproduceerd. Toen de Commissie in 1996 feta door middel van Vo 1107/96 als BOB registreerde, gingen Duitsland, Frankrijk en Denemarken in beroep bij het Hof. In een arrest van 16 maart 1999 werd vorenbedoelde verordening nietig verklaard. De Commissie had volgens het Hof onvoldoende onderzocht of feta wel of geen een generieke term was geworden. Na nieuw onderzoek, stelde de Commissie vast dat feta toch een oorsprongsbescherming was. Feta werd in 2002 door Vo 1829/2002 opnieuw als BOB geregistreerd. Duitsland en Denemarken verzochten het Hof ook deze verordening te vernietigen. In een arrest van 25 oktober 2005 werd dit beroep echter verworpen.
Belang van het arrest
Het in deze blog besproken arrest maakt duidelijk dat een BOB in de EU uitsluitend mag worden gebruikt voor een in de EU geproduceerd product, mits dat product voldoet aan het voor de betreffende BOB geldende productdossier. Hierbij is het niet relevant of het betrokken product in de EU of daarbuiten wordt afgezet. Bedacht dient te worden dat dit voorschrift evenzeer geldt als, bij wijze van voorbeeld, Griekse zuivelproducenten witte kaas als feta verkopen, terwijl die niet aan het voor feta geldende productdossier voldoet.
Griekse symbolen
In het tweede feta arrest merkte het Hof op dat feta in de andere lidstaten dan Griekenland, regelmatig in de handel werd gebracht met etiketten “die naar de Griekse culturele tradities en beschaving verwijzen”. Daaraan mocht volgens het Hof de gevolgtrekking worden verbonden “dat de consumenten in die lidstaten fetakaas met de Griekenland associëren, ook al is hij in feite in een andere lidstaat geproduceerd” (r.o. 87). Maar wat als witte gepekelde kaas met vergelijkbare etiketten, maar dan zonder vermelding van de BOB “feta” aan de man wordt gebracht. Gelet op het Queso Manchego arrest kan niet uitgesloten worden dat dit evenzeer een inbreuk op de BOB “feta” is. Hier valt wellicht tegen in te brengen dat het productiegebied van feta niet heel Griekenland omvat (zie tweede feta arrest r.o 53-54), zodat de gebruikte symbolen mogelijk niet voldoende specifiek zijn voor het productiegebied van feta.