In een arrest van 16 september 2013 heeft het Gerecht geoordeeld dat de Commissie terecht bijna 21 miljoen euro die FresQ aan GMO-subsidie had ontvangen, aan de communautaire financiering mocht onttrekken. De reden voor deze intrekking was dat FresQ niet voldeed aan de erkenningsvoorwaarden. Ten aanzien van een aantal telers had FresQ namelijk geen regie over de afzet.
De casus
FresQ een is coöperatie voor telers van groenten en fruit. In die hoedanigheid was FresQ erkend als producentenorganisatie (PO). In 2007 verrichtte de Commissie onderzoek bij FresQ en een aantal daarbij aangesloten leden met betrekking tot de erkenning. Hierbij stelde de Commissie vast dat FresQ de verkoop van de door de leden geproduceerde producten liet verrichten door meerdere verkoopdochters. Verder stelde de Commissie vast dat de leden van FresQ, in tegenstelling tot de verkoopdochters, onafhankelijke structuren waren die:
- hun eigen identiteit ten aanzien van hun klanten behielden;
- hun eigen afzet regelden en reclame voor zichzelf maakten (hun eigen merken);
- hun eigen productie afzette, d.w.z. hun eigen commerciële contacten behielden en daarmee onderhandelden.
Ten aanzien van dit laatste punt bleek dat het verkooppersoneel officieel bij de verkoopdochters werd gedetacheerd. Feitelijk was het verkooppersoneel echter in dienst van het lid, waaronder het bijgevolg ressorteerde. Deze teler betaalde het verkooppersoneel ook. Het bij de diverse verkoopdochters gedetacheerde verkooppersoneel kon onderling overleg plegen. Het waren echter de leden die uiteindelijk beslisten over hun eigen prijs voor hun “eigen” producten die werden verkocht aan hun “eigen” klanten. De dagelijkse uitwisselingen onder het verkooppersoneel werd dan ook niet beschouwd als “afzet” in de zin van de GMO-verordeningen. Bovendien hadden deze uitwisselingen geen gevolgen voor de daadwerkelijke verkoop (prijzen) van de leden.
Omdat bepaalde leden van FresQ de eigen productie afzette, kwam de Commissie tot de conclusie dat FresQ niet aan de erkenningscriteria voldeed. Bijgevolg besloot de Commissie om ongeveer 21 miljoen euro die FresQ aan GMO-subsidie had ontvangen, aan de communautaire financiering te onttrekken. Nederland was het met deze conclusie niet eens en stelde beroep in bij het Gerecht.
Bewijs van onregelmatigheid
De Commissie hoeft volgens het Gerecht niet te bewijzen dat er in strijd met de erkenningscriteria is gehandeld. Het volstaat dat de Commissie bewijst dat er ernstige en redelijke twijfels zijn. De lidstaat moet vervolgens bewijzen dat de beweringen van de Commissie onjuist zijn. De reden van deze bewijslastomkering is dat de lidstaten het beste in staat zijn om voor de goedkeuring van de GMO-subsidie benodigde gegevens te verzamelen en te verifiëren.
Regie over de afzet
Onder verwijzing naar het arrest Frankrijk / Commissie bevestigt het Gerecht dat de belangrijkste taak van een PO is het afzetten van de producten die haar leden telen. Het afzetten van producten betekent volgens het Gerecht dat de PO de verkoopvoorwaarden en meer in het bijzonder de prijs kan bepalen. Hoewel de afzet mag worden uitbesteed, moet de PO een effectieve controle behouden en uitoefenen over deze afzet. De mate waarin deze controle moet worden behouden en uitgeoefend is overigens onderwerp van geschil in de Fruition-zaak.
Het Gerecht is het met de Commissie eens dat het onderscheid tussen een teler en een verkoopdochter van een PO louter formeel en kunstmatig is wanneer het personeel van de teler bij de verkoopdochter wordt gedetacheerd en in dat kader enkel instaat voor de afzet van die teler en uitsluitend de instructies van die teler opvolgt. Verder kan het volgens het Gerecht niet worden toegestaan dat telers tot een PO toetreden met de uitsluitende bedoeling om deel te nemen aan de vaststelling van de verkoopprijzen van producten, terwijl de PO daarvoor in de praktijk niet instaat.
Het Gerecht constateert dat de Commissie heeft bewezen dat er ernstige en redelijke twijfels zijn of FresQ heeft voldaan aan de erkenningscriteria. Nederland heeft dit niet weerlegd. Met name heeft Nederland niet bewezen dat de verkoop van de producten door verkoopdochters van FresQ, die feitelijk slecht door één teler werden gevormd, onder het toezicht en leiding van FresQ optraden.
Handelen in strijd met de erkenningscriteria en GMO-subsidie
GMO-subsidie kan slechts worden toegekend aan een erkende PO. Een PO die niet aan de erkenningscriteria voldoet, komt daarmee niet voor GMO-subsidie in aanmerking. Hierbij is niet van belang of een PO door een lidstaat is erkend, dan wel dat deze door de lidstaat is ingetrokken. Een PO die niet aan de erkenningscriteria voldoet, mag zonderneer geen GMO-subsidie ontvangen. De Commissie was dus gerechtigd de kosten van FresQ aan de communautaire financiering onttrekken.
Nederland stelde zich tot slot op het standpunt dat niet alle kosten van FresQ aan de communautaire financiering mochten worden onttrokken. Hiermee zouden immers alle leden van FresQ worden geschaad, terwijl slechts ten aanzien van een aantal leden in strijd met de erkenningsrcriteria werd gehandeld. Het Gerecht volgt dit argument niet. Vast staat dat FresQ heeft gehandeld in strijd met erkenningsregels en daarmee komen alle kosten niet meer voor de communautaire financiering in aanmerking.
Slot
Het arrest laat zien hoe belangrijk het is dat een PO regie heeft over de afzet. Als deze regie ontbreekt, wordt niet voldaan aan de erkenningscriteria en kan de PO niet in aanmerking komen voor GMO-subsidie. Dat de erkenning niet is ingetrokken, doet hier niet aan af. Inmiddels staat regie over de afzet stevig op de agenda van de Nederlandse toezichthouder het Productschap Tuinbouw (PT). Het PT schroomt niet om de erkenning te schorsen als deze regie ontbreekt. Ook de meest ultieme sanctie, intrekking van de erkenning, wordt ingezet. Dat heeft coöperatie Batavia u.a. gemerkt. Wegens een waslijst aan gebreken trok het PT eind 2011 de erkenning in. In een uitspraak van 6 september 2013 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) bevestigd dat het PT de erkenning mocht intrekken.