In een uitspraak van 21 mei 2014 is het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) tot de conclusie gekomen dat producentenorganisatie Best of Four geen kennelijke fout heeft gemaakt in de aanvraag voor GMO-subsidie. Het Productschap Tuinbouw (PT) had de steunaanvraag terecht niet volledig gehonoreerd. In verband met het gedeeltelijk niet honoreren van de steunvraag had het PT Best of Four tevens een boete opgelegd. Deze boete is volgens het CBb niet in strijd met het EVRM of het evenredigheidsbeginsel.
GMO-subsidie
In het kader van de gemeenschappelijke marktordening (GMO) in de sector groenten en fruit, kunnen producentenorganisaties onder daartoe vastgestelde voorwaarden aanspraak maken op Europese financiële steun. Deze steun, die ook wel wordt aangeduid als GMO-subsidie, moet in Nederland worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), door het indienen van een operationeel programma (OP). Voor 1 januari 2014 moesten de aanvragen bij het PT worden ingediend. Een OP is in feite een schriftelijke rapportage met concreet geplande maatregelen (activiteiten en resultaten) en daarbij een financiële onderbouwing door middel van een gespecificeerde begroting. Het vormt de basis voor de aanvraag van een GMO-subsidie. De GMO-regels schrijven voor dat een OP loopt van 1 januari tot en met 31 december van enig jaar. Na afloop van een jaar, moet de producentenorganisatie een jaardeclaratie indienen. Dit is de feitelijke aanvraag van de GMO-steun.
De casus
Best of Four is een producentenorganisatie die per 1 januari 2010 is ontstaan uit de fusie van de producentenorganisaties Westveg en Tradition. Voorafgaand aan de fusie hadden Westveg en Tradition voor 2010 elk een OP bij het PT ingediend. Best of Four besloot na de fusie beide OP’s gescheiden te houden.
Westveg had in haar OP voor 2010 projectkosten opgenomen met betrekking tot geënt plantmateriaal. Deze kosten werden door Best of Four na afloop van het jaar opgevoerd in de jaardeclaratie 2010 van Tradition. Het PT stelde zich vervolgens op het standpunt dat de GMO-regels dit niet toestaan en keurde het project af. Omdat het bedrag aan GMO-steun waar Best of Four recht op had daardoor meer dan 3% lager was dan het bedrag dat Best of Four had aangevraagd, werd er door het PT op grond van de GMO-regels ook een boete opgelegd. Best of Four was van mening dat er sprake was van een kennelijke fout, zodat zij in de gelegenheid moest worden gesteld de fout te herstellen. Verder was Best of Four van mening dat de boete in strijd was met zowel artikel 6 EVRM als het evenredigheidsbeginsel. Nadat het PT het beroep ongegrond had verklaard, ging Best of Four in beroep bij het CBB.
Het oordeel van het CBb
Het CBb is van mening dat Best of Four geen kennelijke fout heeft gemaakt bij het opvoeren van de door Westverg gemaakte entkosten in de jaarrekening van Tradition. Hierbij verwijst het CBb allereerst naar een Werkdocument van Europese Commissie (Commissie) over kennelijke fouten. In het Werkdocument wordt als beginsel geformuleerd dat de beslissing of het al dan niet om een kennelijke fout gaat afhankelijk is van alle feiten en omstandigheden in elk individueel geval. Daarom moet elk geval afzonderlijk worden onderzocht. Belangrijkste invalshoek daarbij is (het gebrek aan) samenhang tussen de in de aanvraag opgenomen gegevens. Voor de Commissie is, blijkens het Werkdocument, voorts van groot belang dat vastgesteld wordt dat een fout onopzettelijk gemaakt is, dat een aanvrager te goeder trouw gehandeld heeft en dat ieder gevaar van bedrog wordt uitgesloten.
Het CBb heeft het Werkdocument in eerdere jurisprudentie aldus uitgelegd en samengevat, dat van een kennelijke fout over het algemeen alleen kan worden gesproken indien de subsidieverstrekker bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen.
In het geval van Best of Four is volgens het CBb van een dergelijke situatie geen sprake. Best of Four heeft er voor gekozen om de OP’s van Westveg en Tradition voor 2010 apart uit te voeren. Verder blijkt Best of Four er welbewust voor te hebben gekozen om de entkosten van Westveg bij Tradition onder te brengen. Het CBb concludeert daarom dat Best of Four bij het indienen van haar declaratie – anders dan in het geval van een kennelijke fout – nu juist beoogd heeft om de entkosten van Westveg naar Tradition over te brengen. Dat Best of Four wegens veranderde inzichten hier in een later stadium op terug heeft willen komen maakt niet dat er sprake is van een kennelijke fout.
Ten aanzien van de opgelegde boete, wijst het CBb erop dat de sancties die in het kader van de GMO-regels worden opgelegd niet strafrechtelijk van aard zijn. Daarmee vallen deze sancties niet onder de reikwijdte van artikel 6 EVRM. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel bij het opleggen van de boete is volgens het CBb evenmin sprake. Het PT is gebonden aan het sanctiestelsel zoals neergelegd in de GMO-regels en is niet bevoegd hiervan af te wijken. Het beroep van Best of Four wordt daarom ongegrond verklaard.
Commentaar
De casus laat zien dat de GMO-regels strikt moeten worden nageleefd. Als Best of Four de entkosten had opgenomen in de jaarrekening van Westveg, was er waarschijnlijk geen vuiltje aan de lucht geweest. Door de kosten echter op te nemen in de jaarrekening van Tradition, handelde Best of Four in strijd met de GMO-regels en keurde het PT de aanvraag voor de GMO-subsidie gedeeltelijk af. Als gevolg hiervan had Best of Four meer subsidie aangevraagd dan waar ze recht op had. Het verschil overschreed de magische 3%-grens, waardoor het PT niet anders kon dan ook een boete op te leggen van 100%.