In een arrest van 26 oktober 2016 heeft het Hof van Justitie (HvJ) geoordeeld dat een voorlopige voorziening van een kortgedingrechter een steunmaatregel kan zijn.
Casus
In 1960 had de Griekse aluminiumproducent Alouminion met elektriciteitsmaatschappij DEI een preferentieel elektriciteitstarief afgesproken voor de duur van 5 jaar. Vervolgens kwam Alouminion met de Griekse overheid overeen dat de met DEI gesloten overeenkomst zou doorlopen tot 31 maart 2006. Deze afspraak werd vastgelegd in een wettelijke regeling. Bij besluit van 23 januari 1992 oordeelde de Europese Commissie (Commissie) dat het preferentiële tarief voor Alouminion met de interne markt verenigbaar was.
In februari 2004 deelde DEI Alouminion mee dat zij de overeenkomst wilde beëindigen tegen 1 april 2006. Alouminion was het hier niet mee eens en vorderde bij de rechtbank in Athene voortzetting van de overeenkomst. De kortgedingrechter schorste vervolgens met terugwerkende kracht de gevolgen van de opzegging bij beschikking van 5 januari 2007. DEI was het hier niet mee eens en ging in beroep. Bij beschikking van 6 maart 2008 hief de Atheense hogerberoepsrechter de schorsing op.
Naar aanleiding van ontvangen klachten, startte de Commissie een onderzoek. Uiteindelijk kwam de Commissie tot de conclusie dat Alouminion als gevolg van de beschikking van 5 januari 2006 voor een bedrag van 17,4 miljoen EUR aan onrechtmatige steun had ontvangen. In verband hiermee werd Griekenland bij besluit van 13 juli 2011 gelast deze steun van Alouminion terug te vorderen. Alouminion ging tegen dit besluit in beroep. In het arrest van 8 oktober 2014 stelde het Gerecht Alouminion in het gelijk. Het bestreden besluit werd vernietigd, omdat er van staatsteun geen sprake zou zijn. Hierop ging DEI in beroep bij het HvJ.
Oordeel van het HvJ
Allereerst kijkt het HvJ of de voorlopige schorsing van de opzegging van de overeenkomst door DEI nieuwe steun vormt. Het HvJ wijst er in dit kader dat de duur van bestaande steun een element vormt omtrent de verenigbaarheid van deze steun met de interne markt. Gelet hierop moet de verlenging van bestaande steun als een wijziging van deze steun worden aangemerkt. Dit betekent dat een dergelijke wijziging op grond van artikel 1 onder c Vo 659/1999 nieuwe steun vormt. De overeenkomst die de Commissie had goedgekeurd, liep tot 1 april 2006. De kortgedingbeschikking van 5 januari 2007 had als effect dat de overeenkomst na deze datum doorliep en dus verlengd werd. Als gevolg van deze verlenging vormde de beschikking een wijziging van bestaande steun.
Het Gerecht had geoordeeld dat de kortgedingbeschikking van 5 januari 2007 niet tot doel had het rechtskader van het preferentiële tarief te wijzigen ten opzichte van het door de Commissie goedgekeurde rechtskader. Het HvJ verwerpt dit oordeel. De beschikking vormt wel degelijk de rechtsgrondslag voor de verlenging van het preferentiële tarief.
Kortgedingrechters waren volgens het Gerecht niet onderworpen aan de verplichtingen die op grond van de staatssteunregels in het algemeen op nationale rechterlijke instanties rusten. Ook dit oordeel wordt van de hand gewezen. Onder verwijzing naar het Deutsche Lufthansa arrest merkt het HvJ op dat nationale rechterlijke instanties geen beslissingen mogen nemen die indruisen tegen een besluit van de Commissie. Verder is in het P Oy arrest uitgemaakt dat nationale rechterlijke instanties moeten nagaan of de toepassingsvoorwaarden voor een steunregeling zijn gewijzigd. Indien blijkt dat de omvang van de regeling is uitgebreid, moet worden onderzocht of de steunregeling aanmeldingsplichtig is. Zouden kortgedingrechters zich aan bovengenoemde verplichtingen kunnen onttrekken, dan zouden zij er volgens het HvJ toe worden aangezet om de grenzen van hun eigen bevoegdheid te overschrijden.
Omdat het Gerecht de eerste beroepsgrond van DEI ten onrechte had verworpen, verwijst het HvJ de zaak terug naar het Gerecht, teneinde de overige beroepsgronden van Alouminion te beoordelen.
Commentaar
Het onderhavige arrest maakt duidelijk dat ook rechterlijke uitspraken de rechtsgrondslag voor staatssteun kunnen vormen en daarmee in strijd kunnen komen met de staatssteunregels.
Het preferentiële elektriciteitstarief dat DEI met Alouminion was overeengekomen vormde staatssteun onder andere omdat de Griekse staat 51% van de aandelen houdt in DEI. Nadat de Commissie het preferentiële elektriciteitstarief goedkeurde, werd de overeenkomst een bestaande steunmaatregel die liep tot 1 april 2006. De Atheense kortgedingrechter verplichtte DEI het preferentiële tarief na deze datum te continueren. Hierdoor wijzigde de kortgedingrechter feitelijk de bestaande steunmaatregel en ontstond er een nieuwe steunmaatregel. Hiermee handelde de rechter in strijd met de verplichtingen die ingevolge de staatssteunregels ook op hem als rechter rustten.
Bij een geschil over een overeenkomst die staatsteun vormt, maar door de Commissie verenigbaar is verklaard met de interne markt, zal de rechter dus nadrukkelijk aandacht moeten besteden aan de staatssteunregels. Hij zal moeten nagaan wat de staatssteunrechtelijke consequenties zijn van een eventuele uitspraak. Die uitspraak kan immers meebrengen dat een bestaande steunmaatregel wordt gewijzigd en dus nieuwe steun vormt. Nieuwe steun die niet kan profiteren van een groepsvrijstelling mag niet worden uitgevoerd voordat deze bij de Commissie is gemeld en akkoord bevonden.
* foto van Tingey Injury Law Firm op www.unsplash.com