Op grond van artikel 17 lid 1 Verordening 2015/1589 kan de Europese Commissie (Commissie) gedurende 10 jaar onrechtmatige staatssteun terugvorderen. Het verstrijken van deze termijn belet de nationale rechter niet terugvordering van onrechtmatige staatssteun te gelasten. Dit blijkt uit een arrest van 7 december 2023 van het EU Hof van Jusitie (Hof).
Casus
Op 26 juni 2008 heeft České dráhy, een in Tsjechië gevestigde spoorwegonderneming, met de Tsjechische nationale spoorwegdienst een overeenkomst gesloten waarbij zij een deel van haar onderneming aan die spoorwegdienst heeft overgedragen. Volgens RegioJet en STUDENT AGENCY, concurrenten van České dráhy, vormt de prijs die in het kader van deze transactie aan České dráhy werd betaald staatssteun in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU. Aangezien de steun niet aan de Commissie werd aangemeld en evenmin door die instelling werd goedgekeurd, is beweerdelijk sprake van onrechtmatige staatssteun. Gelet hierop menen RegioJet en STUDENT AGENCY dat de nationale rechter de terugvordering van de verleende steun moet gelasten. De rechter in eerste aanleg wees de vordering echter af. Deze uitspraak werd vervolgens bevestigd door de rechter in tweede aanleg. Zo kwam de zaak tenslotte terecht bij de hoogste Tsjechische rechter in burgerlijke en strafzaken. Die rechter vroeg zich af of het verstrijken van de verjaringstermijn van artikel 17 lid 1, van Vo 2015/1589 kan worden tegengeworpen aan de nationale rechter bij wie een verzoek tot terugvordering van onrechtmatige staatssteun aanhangig is gemaakt. Daarom stelde hij een prejudiciële vraag aan het Hof.
Oordeel van het Hof
Onder verwijzing naar het Transalpine Ölleitung arrest merkt het Hof allereerst op dat de Commissie en de nationale rechter aanvullende en onderscheiden taken vervullen. De Commissie heeft de exclusieve bevoegdheid om te beoordelen of een steunmaatregel verenigbaar is met de interne markt. De nationale rechter moet op zijn beurt de rechten van justitiabelen vrijwaren in geval staatssteun in strijd met de door artikel 108 lid 8 VWEU voorgeschreven standstill-verplichting is toegekend. In voorkomend geval moet de nationale rechter uit de schending van deze verplichting alle consequenties trekken “zowel wat betreft de geldigheid van handelingen tot uitvoering van de steunmaatregelen, als wat betreft de terugvordering van in strijd met deze bepaling of eventuele voorlopige maatregelen verleende financiële steun” (r.o. 13-14).
De in artikel 17 lid 1 Vo 2015/1589 opgenomen verjaringstermijn van 10 jaar ziet uitsluitend op handhaving door de Commissie. De betreffende verordening bevat geen bevoegdheden en de verplichtingen van de nationale rechter. Verder stelt het Hof reeds in het Fallimento Traghetti del Mediterraneo arrest te hebben bevestigd te hebben dat “ ” door het verstrijken van vorenbedoelde verjaringstermijn niet met terugwerkende kracht wordt geregulariseerd wegens de enkele omstandigheid dat deze steun op grond van artikel 17 lid 3 Vo 2015/1589 “bestaande steun” wordt.
Tot slot stelt het Hof in het Eesti Pagar arrest verduidelijkt te hebben dat de in artikel 17 lid 1 Vo 2015/1589 geregelde verjaringstermijn “noch direct, noch indirect en evenmin naar analogie kan worden toegepast op de procedure van terugvordering van onrechtmatige steun door de bevoegde nationale instanties”. Onrechtmatige staatssteun “moet worden teruggevorderd overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften waarin het toepasselijke nationale recht voorziet. […] In dit kader zijn de verjaringsregels die eventueel van toepassing zijn, de nationaalrechtelijke verjaringsregels, onder voorbehoud van het doeltreffendheids‑ en het gelijkwaardigheidsbeginsel” (r.o. 18-19).
Het voorgaande betekent volgens het Hof dat de nationale rechter de terugbetaling kan bevelen van staatssteun die in strijd met de standstill-verplichting is toegekend, zelfs indien voor die steun de verjaringstermijn van artikel 17 lid 1 Vo 2015/1589 is verstreken en deze steun bijgevolg als bestaande steun moet worden aangemerkt.
Commentaar
Het onderhavige arrest maakt duidelijk dat steun die in strijd met de standstill-verplichting is toegekend door het verstrijken van de in artikel 17 lid 1 Vo 2015/1589 geregelde verjaringstermijn van 10 jaar weliswaar bestaande steun kan worden, maar daarmee het onrechtmatige karakter niet verliest. Met het verstrijken van deze verjaringstermijn verdwijnt “de rechtsgrondslag […] van schadeberoepen die tegen de betrokken lidstaat worden ingesteld door particulieren en concurrenten die werden getroffen door de onrechtmatig verleende steun” dus niet (r.o. 17). Bij de beoordeling of het recht om schadevergoeding respectievelijk terugbetaling van in strijd met de standstill-verplichting toegekende steun te vorderen is verjaard, moet de nationale rechter Vo 2015/1589 buiten beschouwing laten. Deze verordening geldt alleen voor de Commissie en kan door de nationale rechter direct noch indirect en evenmin naar analogie worden toegepast. De nationale rechter moet daarentegen de nationale verjaringsregels toepassen, “onder voorbehoud van het doeltreffendheids‑ en het gelijkwaardigheidsbeginsel” (r.o. 19). Laatstbedoeld aspect wordt verder uitgelegd in de blog “Verjaring en terugvordering van onrechtmatige staatssteun: het Hof geeft weer uitleg”.