Regie over de afzet en uitbesteding: het Hof geeft uitleg in de zaak Fruition

header achtergrond - sjabloon

In een arrest van 19 december 2013 heeft het Hof van Justitie (Hof) geoordeeld over de wijze waarop producentenorganisaties (PO’s) de verkoop van de producten van hun leden mogen uitbesteden zonder de regie over de afzet te verliezen.

De casus

Fruition, een in Engeland gevestigde erkende PO in de sector groenten en fruit, had de verkoop van de producten van haar leden uitbesteed. De Europese Commissie was van mening dat door de wijze waarop de verkoop was uitbesteed, Fruition geen regie meer had over de afzet. Het gevolg hiervan was dat Fruition niet meer voldeed aan de Engelse erkenningsvoorwaarden die zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke marktordening in de sector groenten en fruit (GMO-regels). Dit leidde er uiteindelijk toe dat de erkenning van Fruition door de Engelse autoriteiten werd ingetrokken. De casus en de conclusie van A-G Wahl wordt besproken in de blog: Regie over de afzet en uitbesteding: de conclusie van de A-G in de zaak Fruition.

Het oordeel van het Hof

Volgens het Hof wenst de verwijzende rechter te vernemen of de GMO-regels meebrengen dat een PO die een wezenlijke activiteit heeft uitbesteedt, zeggenschap over deze activiteit moet behouden, en zo ja hoever deze zeggenschap moet strekken.

Uitbesteding

Vo 2200/96 staat er volgens het Hof niet aan in de weg dat een PO de in artikel 11 van die verordening genoemde wezenlijke activiteiten uitbesteedt [randnrs. 22-23]. Gelet op artikel 6 lid 2 Vo 1432/2003 mag een PO de hiervoor bedoelde activiteiten aan derden toevertrouwn [randnr. 24]. Een dergelijke uitbesteding mag voor de PO evenwel geenszins een vrijbrief zijn om de hun krachtens de GMO-regels opgelegde erkenningsvoorwaarden niet in acht te nemen. Onmisbaar voor de handhaving van hun erkenning als PO is dus dat deze organisaties ervoor zorgen dat zij blijven voldoen aan alle erkenningsvoorwaarden en in het bijzonder dat zij hun optreden doelmatig voortzetten [randnr. 26].

De mate van zeggenschap

Aan het door Vo 2200/96 vereiste zeggenschapsniveau is slechts voldaan indien de PO tijdig en dwingend kan ingrijpen [r.o. 28]. Daarom moet een PO met de derde aan een wezenlijke activiteit wordt uitbesteed contractueel afspreken “dat zij verantwoordelijk blijft voor de uitoefening van de uitbestede activiteit en voor de algemene zeggenschap over het beheer zodat zij in laatste instantie de zeggenschap kan blijven uitoefenen en in voorkomend geval op tijd kan ingrijpen in deze uitoefening over de gehele looptijd van de afspraak” [r.o. 29].”

Meer uitleg geeft het Hof niet. Het is aan de nationale rechter om aan de hand van de gegeven uitleg te beoordelen of een PO in geval van uitbesteding de door Vo 2200/96 vereiste zeggenschap heeft behouden. Hierbij moet de nationale rechter letten op alle relevante omstandigheden van de zaak, waaronder de aard en omvang van de uitbestede activiteiten.

Commentaar

In Vo 2200/96 werd niet expliciet geregeld dat PO’s in wezenlijke activiteiten mocht uitbesteden. Met de A-G is het Hof van mening dat dit niet aan uitbesteding in de weg staat. Thans wordt uitbesteding expliciet geregeld in artikel 125 quinquies  Vo 1234/2007 (vanaf 1 januari 2014 artikel 155 Vo 1308/2013).

Voor uitbesteding is vervolgens vereist dat de PO verantwoordelijk blijft voor:

(i) de uitoefening van de uitbestede activiteit, en
(ii) de algemene zeggenschap over het beheer.

Het is jammer dat de uitleg die het Hof geeft tamelijk cryptisch is. Gelet op de versie van het arrest in de procestaal (Engels) en de versie in de taal van het Hof (Frans), lijkt het erop dat het arrest als volgt moet worden begrepen. De overeenkomst die met betrekking tot de uitbesteding van een of meer wezenlijke activiteiten met een derde wordt gesloten, moet de PO in staat stellen:

(i) actief te controleren of de uitbestede activiteiten gedurende de looptijd van de overeenkomst doeltreffend worden verricht, en
(ii) tijdig in te grijpen op het moment dat de doeltreffendheid van een of meer van de uitbestede activiteiten in gevaar komt.

Het Hof spreekt over een “algemene managementcontrole” [r.o. 29 Engelse versie]. Dit impliceert m.i. dat het niet noodzakelijk is dat een PO zich op dagdagelijkse basis bemoeit met de uitvoering van de activiteit. Anders is de managementcontrole niet meer algemeen. De controle moet natuurlijk wel zodanig zijn dat de PO kan beoordelen of de doelmatigheid van de uitbestede activiteit is verzekerd. De controle dient vervolgens zodanig tijdig gebeuren dat de PO kan ingrijpen zodra hier afbreuk aan dreigt te worden gedaan.

Een van de meest wezenlijke activiteiten van een PO, is het in de handel brengen van de producten die de leden telen (zie: artikel 122 Vo 1234/2007 en vanaf 1 januari 2014 artikelen 152 en 160 Vo 1308/2013).  Deze activiteit mag aan een derde worden uitbesteed, mits de PO hier maar regie over houdt. Gelet op het onderhavige arrest moet de PO controleren of de afzet van de producten door de derde doelmatig is. Dit zal waarschijnlijk het geval zijn als de afzet bevorderlijk is voor de inkomenspositie van de leden van de PO. Zodra dit doel in het gedrang dreigt te komen, moet de PO actie ondernemen.

De zaak Fruition gaat over een derde die niet de PO verbonden is. In zijn conclusie, bespreekt de A-G echter ook de situatie dat de PO een wezenlijke activiteit uitbesteed aan een met haar verbonden (dochter)onderneming. Volgens de A-G is de doelmatige uitvoering van de uitbestede activiteit in die situatie veiliggesteld indien de PO “een directe en beslissende controle” kan uitoefenen over haar dochter. Het is jammer dat het Hof deze variant niet in het arrest bespreekt.

door | 27 december 2013 | GMO

Gerelateerde artikelen

ZOEKEN

MIJN VAKGEBIED