Op 10 februari 2017 is Richtlijn 2014/104 (Kartelschaderichtlijn) door middel van de Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht (Implementatiewet) omgezet in een Nederlandse wettelijke regeling. Als gevolg van deze wet kunnen afnemers en eindgebruikers van een karteldeelnemer makkelijker aanspraak maken op een schadevergoeding.
Schadevergoeding
Het Hof van Justitie heeft met de arresten Courage and Crehan en Manfredi de basis gelegd voor het recht op schadevergoeding voor partijen die als gevolg van een overtreding van het mededingingsrecht schade hebben geleden. Hoe gedupeerden die schade vervolgens op de karteldeelnemers moesten verhalen, werd tot 10 februari 2017 volledig bepaald door de nationale rechtsregels. Er was alleen voorgeschreven dat die nationale rechtsregels het niet onmogelijk of uiterst moeilijk mochten maken dat gedupeerden hun schade op karteldeelnemers konden verhalen.
Al sinds jaar en dag wordt in de EU het materiële mededingingsrecht uniform toegepast. Op het gebied van schadevergoeding waren de verschillen tussen de lidstaten groot. Daarom werd het wenselijk geacht om de regels voor schadevergoeding in geval van kartelschade zo veel mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Schadevergoeding maak immers onderdeel uit van de civielrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht. Private partijen kunnen bij de burgerlijke rechter een beroep doen op de mededingingsregels.
Implementatiewet
Burgerlijk Wetboek
De Implementatiewet voegt een aantal nieuwe bepalingen toe aan boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het betreft de artikelen 6:193k-193t BW. Eén van de belangrijkste bepalingen is artikel 6:193l BW. Op grond van dit artikel wordt het oorzakelijk (of causaal) verband tussen een overtreding van het mededingingsrecht en schade vermoed aanwezig te zijn. Daarnaast kunnen op grond van artikel 6:193m lid 1 BW alle deelnemers afzonderlijk aangesproken worden voor de gehele schade. De zogenaamde hoofdelijke aansprakelijkheid van de karteldeelnemers in een civiele procedure staat namelijk bij voorbaat vast. Hierdoor hoeft een gedupeerde slechts één overtreder aan te spreken voor de door het kartel geleden schade.
Een overtreder kan wel een zogenaamd ‘doorberekeningsverweer’ voeren. Gelet op artikel 6:193p BW houdt dit in dat een overtreder stelt dat een directe afnemer de meerkosten als gevolg van een kartel heeft doorberekend aan een diens indirecte afnemer. De overtreder moet de doorberekening natuurlijk wel bewijzen. De indirecte afnemer wordt in zijn bewijsvoering door de wet vervolgens een handje geholpen door artikel 6:193q BW. In een aantal gevallen wordt aangenomen dat de indirecte afnemer voldoende heeft bewezen dat aan hem de meerkosten zijn doorberekend. In voorkomend geval staat vast dat de indirecte afnemer schade heeft geleden.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
Daarnaast bevat de Implementatiewet aanvullingen of wijzigingen van het procesrecht. Zo is het artikel 44a Rv gewijzigd. Op basis van dit artikel kan de burgerlijke rechter de ACM om bijstand verzoeken bij het bepalen van de omvang van de schade. Verder is artikel 161a Rv toegevoegd. Uit dit artikel volgt dat een onherroepelijk boetebesluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in een civiele schadeprocedure vaststaand bewijs oplevert van een overtreding van het mededingingsrecht. Daarnaast zijn de artikelen 844-852 Rv toegevoegd. Deze artikelen regelen de toegang tot stukken in kartelschadezaken.
Hoewel de Implementatiewet op 10 februari 2017 in werking trad, zijn de nieuwe regels volgens de Hoge Raad richtinggevend voor reeds aanhangige kartelschadeclaims. Dit volgt onder andere uit het TenneT/ABB arrest [r.o. 4.3.4].
Commentaar
Voor de praktijk is van belang dat door de Implementatiewet formele en procedurele drempels om een kartelschadeclaim in te dienen zijn weggenomen. Het wordt dus makkelijker om de schade op karteldeelnemers te verhalen.
Sommige bepalingen uit de Kartelschaderichtlijn heeft de wetgever niet of niet letterlijk overgenomen in de Implementatiewet. De reden hiervoor is dat de bestaande Nederlandse regels in de visie van de wetgever in overeenstemming zijn met de Kartelschaderichtlijn. Mocht blijken dat de Kartelschaderichtlijn toch niet helemaal goed in Nederlands recht is omgezet, dan zal de rechter gehouden zijn om het Nederlandse recht volgens de uitgangspunten van de Kartelschaderichtlijn uit te leggen en toe te passen. Mochten partijen in een kartelschadezaak van mening zijn dat Kartelschaderichtlijn niet goed is geïmplementeerd, dan doen zij er goed aan de rechter op te wijzen op de verplichting tot richtlijnconforme interpretatie.
De verwachting is dat het aantal kartelschadezaken gaat toenemen. Niet in de laatste plaats omdat de zowel de Commissie als de ACM in hun persberichten bij boetebesluiten tegenwoordig gedupeerden uitdrukkelijk wijzen op de mogelijkheid om op basis van het betreffende besluit hun schade op de karteldeelnemers te verhalen. Zie bijvoorbeeld het persbericht bij het boetebesluit inzake het Truckkartel van de Commissie, waarin de Commissie een recordboete van bijna EUR 3 miljard oplegde aan truckfabrikanten voor kartelvorming.