Een groothandel die “prijsdumping” door zijn dealers verhindert, kan daarmee in strijd handelen met het kartelverbod. Dit heeft de kortgedingrechter van de rechtbank Amsterdam (Rechtbank) vastgesteld in een vonnis van 18 december 2020.
De casus
Trek Benelux, een groothandel in racefietsen, stadsfietsen, mountainbikes, en accessoires van het merk Trek, heeft in Nederland 255 dealers. Deze dealers moeten op grond van de algemene voorwaarden van Trek Benelux een aan een consument verkochte fiets “in volledig geassembleerde staat fysiek in de winkel dan wel een andere toegestane locatie” overhandigen. Deze verplichting geldt eveneens indien de fiets via internet is aangeboden (r.o. 2.5).
Een dealer van Trek Benelux verkocht op 17 oktober 2020 een Trek-fiets uit het lopende modeljaar via haar website aan een klant met een korting van 23,4% op de adviesprijs. In weerwil van de hiervoor genoemde verplichting, werd fiets door de dealer volledig ongeassembleerd toegezonden. Na ontvangst verzocht de klant een andere dealer van Trek Benelux de fiets te monteren. Omdat de eerstbedoelde dealer in de visie van Trek Benelux voor de tweede keer in strijd met de algemene voorwaarden had gehandeld, werd het dealerschap op 29 oktober 2020 met onmiddellijke ingang beëindigd. De dealer liet het er niet bij zitten en legde het geschil voor aan de Rechtbank.
Oordeel van de Rechtbank
De dealer stelde dat de beëindiging van het dealerschap in strijd was met (i) het kartelverbod en (ii) de redelijkheid en de billijkheid. Trek Benelux betwistte dit.
Opzegging in strijd met het kartelverbod
Volgens de Rechtbank staan Trek Benelux en de dealer tot elkaar in een verticale relatie. Of de gewraakte handelwijze van Trek Benelux vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt toelaatbaar is, moet daarom worden beantwoord aan de hand van het Europese en Nederlandse kartelverbod “en de op grond daarvan geldende” Groepsvrijstelling verticale overeenkomsten (GVO) (r.o. 4.4).
Selectief distributiestelsel
De Rechtbank stelt vast dat het dealernet van Trek Benelux kenmerken heeft van een selectief distributiestelsel als bedoeld in het Pierre Fabre arrest. Hoewel Trek Benelux niet had “toegelicht” dat aan de in dit arrest genoemde voorwaarden werd voldaan, meent de Rechtbank dat een uitspraak over de kwalificatie van het dealernet achterwege kan blijven. De dealer had immers aangevoerd dat de door Trek Benelux opgelegde verplichtingen “hardcore beperkingen” vormen in de zin van de GVO (r.o. 4.8-4.10).
Toets aan de GVO
Een beroep op de GVO slaagt alleen als het marktaandeel van zowel de “leverancier” als de “afnemer” niet meer bedraagt dan 30% van de relevante markt waarop de contractgoederen worden verkocht respectievelijke gekocht. Aangezien de dealer niet aannemelijk had gemaakt dat beide drempels werden overschreden, gaat de Rechtbank ervan uit dat de GVO van toepassing is (r.o. 4.11-4.12).
Prijsdumping
De door de dealer verleende korting op de adviesprijs werd door Trek Benelux gekarakteriseerd als “prijsdumping”. Trek Benelux meende dit te mogen verbieden. Het zou niet passen bij “het hoge segment van de Trek-fietsen” (r.o, 4.16). Volgens de Rechtbank had Trek Benelux niet “toegelicht dat een bepaald prijsniveau nodig is om het merkimago van de Trek-fietsen in stand te houden of een marktaandeel voor een nieuw product te verwerven of beschermen, hetgeen toegelaten redenen voor het beperken van de vrijheid van haar distributeurs zouden kunnen vormen” als bedoeld in het Coty arrest. Nu Trek Benelux de dealer desondanks aan de adviesprijzen wilde houden, is sprake van een “hardcore beperking” als bedoeld in artikel 4 onder (a) GVO. Bij gebreke van een aannemelijke rechtvaardiging, is de door Trek Benelux beoogde verticale prijsbinding nietig. De door de dealer verleende korting vormde bijgevolg geen grond om de distributierelatie te beëindigen (r.o. 4.17).
Assemblage- en fysieke afleveringplicht
De assemblage- en de persoonlijke afleveringsplicht beperkt de dealer in zijn mogelijkheid om Trek-fietsen online te verkopen. Volgens de Rechtbank kan deze beperking passen in een selectief distributiestelsel en gerechtvaardigd worden door de in het kader van dit stelsel gehanteerde kwaliteitseisen. De “duurste Trek-fietsen” zijn “van lichtgewicht en teer materiaal gemaakt en vraagt de nieuwste technologie die zij [waarschijnlijk is de producent bedoeld] toepast een nauwkeurige montage en afstelling”. Het is aannemelijk dat “dit vereiste een beperking van de actieve of passieve verkoop aan de eindgebruiker zal meebrengen”. Deze beperking wordt analoog aan het Coty arrest “gerechtvaardigd door het segment fietsen dat [Trek Benelux] levert en het luxe merkimago dat [Trek Benelux] beoogt te handhaven”. De assemblage- en de fysieke afleveringsplicht zal door de bodemrechter daarom zeer waarschijnlijk toelaatbaar worden geacht, aldus de Rechtbank (r.o 4.21-4.22).
Redelijkheid en billijkheid
Hoewel de dealer de assemblage- en de fysieke afleveringsplicht had geschonden, had Trek Benelux het dealerschap niet met onmiddellijke ingang mogen beëindigen. Partijen waren, op een korte onderbreking in 2011 na, immers al 30 jaar contractspartij van elkaar. Bovendien had de dealer slechts twee maal in strijd gehandeld met de algemene voorwaarden. De onmiddellijke beëindiging is in de visie van de Rechtbank daarom in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Commentaar
Toetsingskader
Een selectief distributiestelsel dat aan de zogenaamde ‘Metro-criteria’ (r.o. 20-21)
voldoet, is niet in strijd met het kartelverbod. In het Coty arrest heeft het EU Hof van Justitie (Hof) bevestigd dat beperkingen die binnen een selectief distributiestelsel noodzakelijk zijn om het luxe-imago van de contractproducten in stand te houden, niet in strijd zijn met het kartelverbod. Zo bezien is het opvallend dat de Rechtbank de vraag of het dealernet van Trek Benelux aan de ‘Metro-criteria’ voldoet expliciet openlaat. De gewraakte verplichtingen van Trek Benelux worden direct getoetst aan de GVO. Normaal komt deze toets pas aan de orde op het moment dat vaststaat dat niet aan de ‘Metro-criteria’ wordt voldaan (Coty arrest r.o. 59). In het ontkennende geval wordt tot slot gekeken of een beroep op de wettelijke uitzondering slaagt.
Omkering van de bewijslast
Op grond van het ANVR/IATA arrest had de dealer moeten bewijzen dat het dealernet van Trek Benelux niet aan de ‘Metro-criteria’ voldoet. Was hij daarin geslaagd, dan had het vervolgens op de weg van Trek Benelux gelegen om aan te tonen dat de gewraakte verplichtingen op grond van de GVO of de wettelijke uitzondering van het kartelverbod waren vrijgesteld. Door het overslaan van de eerste trede van de mededingingstoets, moest de dealer bewijzen dat de GVO niet van toepassing was. De Rechtbank heeft op dit punt dus de bewijslast omgekeerd.
Toegestane beperkingen
De Rechtbank meent uit het Coty arrest te kunnen afleiden dat leveranciers in het kader van een selectief distributiestelsel:
(i) | “prijsdumping” door distributeurs mogen verbieden, bijvoorbeeld indien dit nodig is om het merkimago in stand te houden (r.o. 4.17) |
(ii) | distributeurs mogen verplichten de contractproducten volledig gemonteerd fysiek aan de afnemer te leveren (r.o. 4.22) |
De vraag is of dit uit het Coty arrest kan worden afgeleid. Dit arrest had betrekking op een online marktplaatsenverbod, hetgeen iets anders is dan het verbieden van prijsdumping. Het online marktplaatsenverbod uit Coty vertoont enige verwantschap met de assemblage- en fysieke afleverplicht uit de onderhavige zaak. In beide gevallen wordt de distributeur beperkt in zijn online verkoopmogelijkheden. Alleen lijkt in de onderhavige zaak niet zozeer het luxe imago, maar de technische hoogwaardigheid van de “duurste Trek-fietsen” de doorslag gegeven te hebben. Over dit aspect heeft het Hof zich in het Coty arrest evenwel niet uitgelaten.
Dit brengt mij bij de Stihl casus. Dealers van de Duitse multinational Stihl, een producent van tuingereedschap, mochten als gevaarlijk te kwalificeren apparatuur niet aan beginnende gebruikers verkopen zonder een “gepersonaliseerde levering“, d.w.z. overhandiging en instructie door de dealer. Deze verplichting stuitte niet op bezwaren van de Duitse, Zweedse en Zwitserse mededingingsautoriteiten. De Franse mededingingsautoriteit zag het anders. In een besluit van 24 oktober 2018 werd aan Stihl voor dezelfde verplichting een boete van EUR 7 miljoen opgelegd. Dit besluit werd door het Parijse Hof van Beroep in een arrest van 17 oktober 2019 grotendeels bevestigd. Stof tot nadenken dus!
* foto van Daniel Salcius via www.unsplash.com