Uit een uitspraak van het 31 maart 2020 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) volgt dat vasthouden aan principes in het bestuursrecht noodzakelijk kan zijn. Een aanvrager die zijn aanvraag “onder protest” aanpast om zo snel goedkeuring te krijgen van een bestuursorgaan, kan het onderliggende geschil met het bestuursorgaan later mogelijk niet meer voorleggen aan de bestuursrechter.
De casus
Royal Schiphol Group N.V. (Schiphol) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) verschilden van mening over de toerekening van de kosten voor de Gemeenschappelijke Meldkamer Infrastructuur (GMI) – een systeem van camerabewaking – aan luchtvaartactiviteiten. Volgens Schiphol moesten deze kosten volledig aan de luchtvaart worden toegerekend. In de visie van de ACM hadden ook commerciële activiteiten baat bij deze beveiliging, zodat slechts een deel van de kosten voor toerekening aan luchtvaartactiviteiten in aanmerking kwam. Om snel goedkeuring van de ACM te krijgen, paste Schiphol het kostentoerekeningssysteem onder protest aan. Het was de bedoeling dit geschilpunt later in beroep bij het CBb aan de orde te stellen.
Het door Schiphol – aangepaste – kostentoerekeningssysteem werd door de ACM goedgekeurd voor de periode 2019-2021 (Goedkeuringsbesluit). Tegen dit besluit ging Schiphol in beroep.
Oordeel van het CBb
Volgens het CBb is de ACM met het Goedkeuringsbesluit geheel aan het verzoek van Schiphol om goedkeuring van het kostentoerekeningssysteem tegemoet gekomen. De consequentie is dat Schiphol geen belang meer heeft bij de beoordeling van haar beroep tegen het Goedkeuringsbesluit. Indien Schiphol het niet eens was met het standpunt van ACM omtrent de toerekening van de kosten van de GMI en het aanvankelijk door haar voorgelegde toerekeningssysteem had willen handhaven, had het op haar weg gelegen om ACM te verzoeken een definitief besluit over dat toerekeningssysteem te nemen. Het zou dan aan ACM zijn om, als zij zou volharden in haar standpunt, de gevraagde goedkeuring van dat toerekeningssysteem, al dan niet gedeeltelijk, te weigeren. Tegen dat besluit of een gedeelte daarvan had Schiphol vervolgens beroep kunnen instellen en zij had zo nodig een voorlopige voorziening kunnen vragen om de eventuele negatieve gevolgen die voor haar uit dat besluit zouden voortvloeien (zoveel mogelijk) te ondervangen. Volgens het CBb valt niet in te zien dat van Schiphol redelijkerwijs niet kon worden gevraagd deze procedure te volgen. Het beroep van Schiphol tegen het Goedkeuringsbesluit wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Commentaar
Procesbelang
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. Zie bijvoorbeeld uitspraak van 9 oktober 2019 van de Raad van State.
In de redenering van het CBb heeft Schiphol geen belang bij de behandeling van het beroep, omdat de ACM volledig aan de wensen van Schiphol is tegemoet gekomen. Schiphol kreeg immers goedkeuring voor het gewijzigde toerekeningssysteem.
Aanpassing verzoek
Schiphol en de ACM verschilden van mening over de manier waarop de kosten van de GMI moesten worden toegerekend. Teneinde zo snel mogelijk toestemming van de ACM te krijgen, paste Schiphol haar verzoek uiteindelijk aan. Strikt genomen was het geschil dat Schiphol met de ACM had daarmee natuurlijk niet van de baan. Schiphol was onverkort van mening dat zij de kosten van het GMI volledig aan de luchtvaart kon toerekenen. De aanvraag was immers onder protest aangepast. Feitelijk hebben Schiphol en de ACM dus nog steeds een geschil. Punt is alleen dat dit geschil door de aanpassing van het verzoek vanuit bestuursrechtelijk oogpunt is verdwenen.
Zo bezien was het niet verstandig om de aanvraag onder protest aan te passen. Schiphol had moeten vasthouden aan haar standpunt. De ACM zou de aanvraag dan hebben geweigerd. Tegen dat besluit had Schiphol beroep kunnen instellen. In die procedure zou het geschil over de wijze van toerekenen volledig getoetst kunnen worden. Een dergelijke procedure kost natuurlijk tijd. Tijd die Schiphol kennelijk niet had. Het ligt daarom voor de hand om aan te nemen dat het uitblijven van een goedkeuringsbesluit negatieve gevolgen voor Schiphol zou hebben gehad. Die gevolgen zou Schiphol in de visie van het CBb hebben kunnen ondervangen door een voorlopige voorziening te vragen.
Principieel blijven
De onderhavige zaak laat zien dat een praktische oplossing onbedoelde procesrechtelijke consequenties kan hebben. Een aanvrager die een geschil heeft met een bestuursorgaan doet er daarom goed aan de consequenties van een mogelijke praktische oplossing niet uit het oog te verliezen. Soms kan het noodzakelijk zijn principieel te blijven.
Eerder voorbeeld
De in deze blog besproken uitspraak staat niet op zich. Eerder kwam het CBb in een uitspraak van 10 september 2019 tot een vergelijkbaar oordeel. In die zaak had de NS de te hanteren tarieven aangepast aan de door de ACM voorgestane berekeningsmethodiek.