In een uitspraak van 12 april 2018 heeft de rechtbank Rotterdam geoordeeld dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een directeur ten onrechte een boete had opgelegd voor het overtreden van het kartelverbod. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete was vervallen vanwege het verstrijken van de termijn waarbinnen ACM tegen een overtreding kan optreden.
De casus
De ACM had een directeur van een onderneming een boete van € 50.000,— opgelegd wegens het in de periode 22 juni 2007 tot en met 4 juni 2009 overtreden van het kartelverbod. Volgens de ACM had de directeur aan de overtreding feitelijk leiding gegeven. Omdat de ACM het tegen deze boete gemaakte bezwaar ongegrond had verklaard, legde de directeur de kwestie aan de rechtbank voor.
Oordeel van de rechtbank
Wettelijk kader
Bij de rechtbank had de directeur aangevoerd dat de ACM niet bevoegd was een boete op te leggen. Die bevoegdheid was vervallen. Op grond van artikel 64 Mededingingswet (Mw) vervalt de bevoegdheid van de ACM om een boete op te leggen vijf jaar nadat de overtreding heeft plaatsgevonden. Bij voortdurende overtredingen, zoals in het onderhavige geval, begint de vervaltermijn pas te lopen op het moment dat de overtreding is beëindigd.
Met ingang van 1 oktober 2007 heeft de ACM door de invoering van artikel 64 lid 2 Mw de mogelijkheid gekregen om deze vervaltermijn te stuiten. Door het verrichten van een stuitingshandeling begint een nieuwe vervaltermijn te lopen. Deze stuitingsmogelijkheid is volgens een uitspraak van 14 juli 2016 van het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBb) onmiddellijk van toepassing geworden. Per 1 juli 2009 is artikel 64 Mw gewijzigd. De mogelijkheid tot stuiting staat nu in artikel 64 lid 1 Mw, maar die verschilt niet wezenlijk van de oude regeling. In de onderhavige zaak bleef artikel 64 lid 2 Mw echter van toepassing zoals dat artikellid luidde vóór 1 juli 2009. Blijkens dit artikellid kan de ACM het verval van de boetebevoegdheid stuiten door een “handeling […] ter verrichting van een onderzoek of procedure met betrekking tot de overtreding”.
Stuitingshandelingen
De relevante data die de rechtbank in de uitspraak noemt, zijn weergegeven in onderstaande tijdlijn:
De rechtbank stelt voorop dat het door de ACM tegen de directeur opgemaakte rapport, dateert van ná het einde van de vervaltermijn. Dit betekent volgens de rechtbank dat de ACM ten tijde van het uitbrengen van het rapport niet bevoegd was een boete op te leggen, tenzij de ACM in de vervaltermijn een stuitingshandeling heeft verricht. De rechtbank stelt dat zij dit – ook ambtshalve – moet onderzoeken. Op basis van dit onderzoek, concludeert de rechtbank dat de ACM in de vervalperiode geen handelingen van onderzoek of procedure heeft verricht die specifiek waren gericht op de ten laste gelegde overtreding van het kartelverbod. Bijgevolg was de ACM niet langer bevoegd de directeur een boete op te leggen. De boete gaat dus van tafel. De ACM kan wel nog in hoger beroep bij het CBb.
Commentaar
De beoordeling door de rechtbank of de handelingen die de ACM in de vervalperiode heeft verricht, stuitingshandelingen zijn waardoor een nieuwe termijn gaat lopen waarbinnen zij moet optreden om te kunnen bestraffen, is heel feitelijk. Toch zijn er een aantal algemene elementen te herkennen. Allereerst moet de handeling specifiek betrekking hebben op de overtreding die de ACM ten laste legt. Op het moment dat de ACM onderzoekshandelingen verricht in het kader van overtreding A, levert dat geen stuitingshandeling op ten aanzien van overtreding B. Op de tweede plaats lijkt de rechtbank te letten op context waarin bepaalde handelingen zijn verricht en de bewoordingen die door de ACM zijn gebruikt. Daarnaast valt nog op dat een antwoord van de ACM op vragen van de advocaat van een verdachte, niet wordt beschouwd als stuitingshandeling. Hetzelfde geldt voor een informatieverzoek van de ACM waarbij de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze naar voren te brengen.
Het komt niet zelden voor dat de ACM lopende het onderzoek een nieuwe overtreding ontdekt of het onderzoekt splitst in meerdere afzonderlijke onderzoeken. De onderhavige uitspraak laat zien dat het voor verdachten dan goed opletten is of de ACM de vervaltermijn wel op de juiste manier gestuit heeft.