Uit een arrest van 22 februari 2024 van het EU Hof van Justitie (Hof) lijkt te volgen dat uitspraken van nationale rechters als zodanig geen overheidsmaatregel in de zin van de staatssteunregels vormen. In voorkomend geval geldt waarschijnlijk hetzelfde voor arbitrale vonnissen.
De casus
Kort samengevat heeft de casus betrekking op een reeds jaren voortslepend geschil over de prijs die de Griekse aluminiumproducent Mytilinaios (voorheen besluit van 25 maart 2015 (Publicatieblad pagina 2) vast dat van staatssteun geen sprake was. Tegen dit besluit stelde DEI beroep eveneens in bij het Gerecht (zaak T-352/15). Volgens het Gerecht had het besluit van 25 maart 2015 de brief van 12 juni 2014 vervangen. Bijgevolg zou niet meer op het tegen deze brief gerichte beroep hoeven te worden beslist. Het door DEI tegen deze beschikking van 9 februari 2016 ingestelde hoger beroep, werd door het Hof in een arrest van 31 mei 2017 gegrond verklaard. Aansluitend stelde de Commissie in een besluit van 14 augustus 2017 andermaal vast dat de gewraakte scheidsrechtelijke uitspraak geen staatssteun vormde. Tegen dit besluit stelde DEI wederom beroep in (zaak T-740/17). Tenslotte verklaarde het Gerecht in een arrest van 22 september 2021 zowel de brief van 12 juni 2014, als de besluiten van 25 maart 2015 en 14 augustus 2017 nietig. Mytilinaios ging net als de Commissie in hoger beroep.
) voor de levering van elektriciteit moet betalen aan DEI, een onder de zeggenschap van de Griekse staat vallende producent en leverancier van elektriciteit. Mytilinaios had in 1960 met DEI een preferentieel tarief afgesproken. Deze afspraak verstreek in 2006. Mytilinaios en DEI konden na jaren onderhandelen geen overeenstemming bereiken over een nieuw tarief. Daarom sloten zij in 2011 een arbitrageovereenkomst. Op basis daarvan werd het geschil voorgelegd aan het permanente scheidsgerecht van de (Scheidsgerecht). Overeenkomstig de opgedragen taak, stelde het Scheidsgerecht in een uitspraak van 31 oktober 2013 het door Mytilinaios te betalen tarief vast. Het door DEI tegen deze uitspraak ingestelde beroep tot nietigverklaring werd in een arrest van 18 februari 2016 door het Gerechtshof Athene afgewezen. Daarop diende DEI bij de Europese Commissie (Commissie) een klacht in, waarin zij stelde dat de scheidsrechterlijke uitspraak staatssteun vormde. De Commissie deelde DEI in een brief van 12 juni 2014 mee de klacht niet verder te zullen behandelen. Tegen dit besluit stelde DEI beroep in bij het EU Gerecht (Gerecht) (zaak T-639). Alvorens het Gerecht op dit beroep kon beslissen, stelde de Commissie in eenOordeel van het Hof
Eigen belang DEI
In de visie van zowel Mytilinaios als de Commissie was het door DEI ingestelde beroep tot nietigverklaring in strijd met het
. Anders dan Mytilinaios en de Commissie stellen, heeft het Gerecht deze beroepsgrond gemotiveerd weerlegd en zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting geoordeeld dat DEI niet met de Griekse staat kon worden gelijkgesteld en belang had bij haar beroep:(i) | zij wilde opkomen tegen de scheidsrechterlijke uitspraak die haar economische situatie ongunstig beïnvloede vanwege de verplichting elektriciteit aan Mytilinaios te leveren tegen een prijs die onder haar productiekosten lag, en |
(ii) | door geen formele onderzoeksprocedure te starten had de Commissie haar de kans ontnomen opmerkingen in te dienen. |
Volgens het Hof is dit voldoende voor een onderneming om op te komen tegen een besluit van de Commissie tot afwijzing van een klacht zonder de formele onderzoeksprocedure in te leiden. Een andersluidende redenering zou de doeltreffendheid van het toezicht op overheidsmaatregelen inzake staatssteun in gevaar brengen (r.o. 49-65).
Maatregel van de staat
Het Gerecht had het Scheidsgerecht aan de hand van de navolgende elementen gekarakteriseerd:
(i) | het Scheidsgerecht vervulde dezelfde rechtsprekende functie als de gewone rechterlijke instanties |
(ii) | de rechters van het Scheidsgerecht werden geselecteerd op basis van een door de RAE opgestelde lijst en moesten aantonen onafhankelijk en onpartijdig te zijn |
(iii) | de procedures bij het Scheidsgerecht werd beheerst zowel door de bepalingen van het Griekse wetboek van burgerlijke rechtsvordering als het arbitragereglement van de RAE |
(iv) | de beslissingen van het Scheidsgerecht was juridisch bindend, had gezag van gewijsde en was uitvoerbaar was overeenkomstig de relevante bepalingen van het Griekse wetboek van burgerlijke rechtsvordering |
(v) | tegen de uitspraak van het Scheidsgerecht kon beroep worden ingesteld bij een gewone rechterlijke instantie |
Op basis van deze elementen had het Gerecht geconcludeerd dat de gewraakte arbitrale uitspraak wegens haar aard en rechtsgevolgen vergelijkbaar was met uitspraken van een gewone Griekse rechterlijke instantie. Bijgevolg moest de uitspraak als een overheidshandeling worden aangemerkt (r.o. 99-100). Het Hof deelt de gevolgtrekking van het Gerecht niet. Ten eerste zijn de vijf door het Gerecht opgesomde elementen zuiver procedureel van aard. Zij brengen derhalve niet mee dat het Scheidsgerecht zich onderscheidt van elk ander bij overeenkomst ingesteld scheidsgerecht. Op de tweede plaats had het Gerecht verzuimd na te gaan of het Scheidsgerecht over verplichte rechtsmacht beschikte, dan wel of de bevoegdheid was gebaseerd op een specifieke overeenkomst die de wilsautonomie van de betrokken partijen weerspiegelde (r.o. 102-106). Naar aanleiding van het door DEI gedane beroep op het European Food arrest, somt het Hof vervolgens drie verschillen op tussen dit arrest en de onderhavige zaak:
(i) | in de zaak die grondslag lag aan het European Food arrest was het scheidsgerecht niet op basis van een overeenkomst, maar op basis van een bilateraal investeringsverdrag ingesteld (r.o. 109) |
(ii) | hoewel het Hof in het European Food arrest had vastgesteld dat de aanspraak op schadevergoeding pas bij de betrokken scheidsrechterlijke uitspraak was verleend, heeft het Hof daaruit geenszins afgeleid dat de betrokken scheidsrechterlijke uitspraak als zodanig staatssteun vormde (r.o. 110) |
(iii) | de omstandigheid dat in casu een beroep tot nietigverklaring van de scheidsrechterlijke uitspraak is afgewezen door een Griekse rechterlijke instantie, kan niet meebrengen dat de betreffende uitspraak op die grond alleen aan de Griekse Staat kan worden toegerekend (r.o. 111) |
Ten aanzien van het laatste verschil merkt het Hof onder verwijzing naar het DOBELES HES arrest op “dat de invoering van een steunmaatregel als zodanig niet kan voortvloeien uit een gerechtelijke beslissing, aangezien een dergelijke invoering voortvloeit uit een opportuniteitsbeoordeling, die niet behoort tot de taken en bevoegdheden van een rechter” (r.o. 111). Aangezien DEI onder zeggenschap van de Griekse Staat valt, was de beslissing van DEI om de arbitrageovereenkomst met Mytilinaios te sluiten de enige overheidsmaatregel die staatssteun kon vormen. Om vervolgens te weten of Mytilinaios door de betreffende beslissing was bevoordeeld, had het Gerecht moeten nagaan of een particuliere marktdeelnemer onder normale marktvoorwaarden een vergelijkbare beslissing onder dezelfde voorwaarden zou hebben genomen. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord in het niet door DEI gestelde geval dat het arbitragebesluit door de Griekse staat was opgelegd, teneinde zo aan Mytilinaios staatssteun te verlenen (r.o. 113-114).
Commentaar
We hebben te maken met een lastig leesbaar, maar desalniettemin opmerkelijk arrest over de relatie tussen geschilbeslechting en staatssteun. En dan heb ik het niet alleen over arbitrage! Kort samengevat moest het Hof beoordelen of de uitspraak van het Scheidsgerecht een aan de Griekse staat toe te rekenen maatregel was zoals DEI had gesteld. In de visie van DEI kon een rechterlijke uitspraak een maatregel van de Griekse staat vormen. Dit had het Hof immers in het uit 2016 stammende DEI arrest bepaald. Hetzelfde zou op grond van het European Food arrest gelden voor scheidsrechterlijke uitspraken, mits het betreffende scheidsgerecht met een overheidsgerecht zou kunnen worden gelijkgesteld. Deze situatie zou zich voordoen ten aanzien van het Scheidsgerecht. In zekere zin redeneert het Hof vervolgens terug en lijkt op die weg ook nog eens eerdere jurisprudentie te herzien:
(i) | het Scheidsgerecht onderscheidt zich niet van een bij overeenkomst ingeschakeld regulier scheidsgerecht |
(ii) | in het European Food arrest heeft het Hof niet vastgesteld dat een arbitrale uitspraak als zodanig staatssteun kan vormen |
(iii) | de weigering van een overheidsrechter om een arbitrale uitspraak te vernietigen, is in beginsel geen maatregel die aan de staat kan worden toegerekend: blijkens het DOBELES HES arrest – en aldus terugkomend op het DEI arrest – kan de invoering van een steunmaatregel immers als zodanig niet voortvloeien uit een gerechtelijke beslissing |
Hoewel nationale rechters onderdeel uitmaken van de staat, lijkt het er dus op dat hun uitspraken als zodanig niet kwalificeren als een maatregel die voor de toepassing van de staatssteunregels aan de staat kan worden toegerekend. Uitgaande van de juistheid van deze
, brengt het voorgaande noodzakelijkerwijs mee dat arbitrale vonnissen evenmin aan de staat kunnen worden toegerekend. Daarbij kan het dan niet uitmaken of partijen vrijwillig arbitrage zijn overeengekomen, dan wel of arbitrage bij wet c.q. bij internationaal verdrag is voorgeschreven.* Foto van Colibrie via pixabay.com